Vijfde stadstafelgesprek: connectiviteit en inclusiviteit
Wat betekent inclusiviteit? Met deze vraag trapt het laatste stadstafelgesprek af. Voor Ellen Walraven, directeur van de Rotterdamse Schouwburg, draait inclusiviteit om ‘openzetten’. Zij heeft zichzelf dan ook tot doel gesteld een ‘inclusievere schouwburg’ te creëren. Dat betekent een schouwburg die zich niet beperkt tot de muren van haar eigen gebouw, maar ook naar buiten toe treedt en aanwezig is in heel de stad.
Door: Ties Wols
Heel concreet organiseerde ze project ‘de Oversteek’, waarbij mensen van Zuid uitgenodigd werden om naar de Schouwburg te komen en er ook een nacht te blijven slapen. ‘Pas als je in een huis hebt geslapen, wordt je er ook een beetje eigenaar van’. Dit moet de schouwburg tot op Zuid brengen, en Zuid tot in de schouwburg.
Tweedeling
Marianne van de Velde, directeur van Music Matters en lid van D66, haakt hier op in. Zij ziet een tweedeling in de maatschappij, bestaande uit een groep die de werkelijkheid begrijpt en naar zijn hand weet te zetten en een groep die daar (volgens het SCP-rapport) moeite mee heeft en in een onderstroom terecht raakt. Inclusiviteit houdt voor van de Velde in dat deze onderstroom weer naar boven wordt gebracht.
Ook Ellen Walraven ziet een tweedeling ontstaan. Volgens haar is de kennisexplosie en de hand over hand toenemende specialisering verantwoordelijk voor het feit dat de stad voor veel mensen in hoge mate onbegrijpelijk is geworden. Er zijn volgens haar gidsen nodig die de stad weten te ontsluiten. Door de oversteek te maken neemt ze met de schouwburg in elk geval al zo’n gidsrol op zich. Ook de stadstafelgesprekken, waar mensen uit verschillende werelden bij elkaar komen en van elkaar leren, dicht ze een gidsfunctie toe.
De kracht van Rotterdam
De stad moet uitgelegd worden, maar legt de stad zichzelf wel goed uit? Ellen Walraven merkt op dat Rotterdam zich momenteel in de markt zet op een manier die veel extern talent naar de stad zou moeten trekken. Maar wordt daarmee niet de plank misgeslagen? Gaat de stad daarmee niet voorbij aan zijn eigen identiteit en kracht? Bestaat het sociale weefsel en daarmee de kracht van Rotterdam niet veel meer uit een sterk middensegment? MKB-onderneming en familiebedrijven zijn sterk vertegenwoordigd in Rotterdam en een bedrijf als magazijn Blijdorp lijkt in de haarvaten van Rotterdam te zitten. Henk Rotgans, directeur onderhoud en ontwikkeling bij Havensteder, onderschrijft dat Rotterdam over het algemeen een stad is van lagere inkomens en dat hier niet aan voorbij kan worden gegaan. Dat gebeurt nu nog wel: een gesprek zoals het stadstafelgesprek gaat aan de 100.000 huurders van Havensteder in het algemeen voorbij. De vraag daarbij is hoe de aansluiting met deze groep, een substantieel onderdeel van Rotterdam, gevonden kan worden.
Inclusiviteit wordt dus vooral opgevat als het streven om iedereen die in de stad woont bij de stad te betrekken. Deze interpretatie wordt gesteund door Ewald Engelen die in how to build a fairer city betoogt dat een rechtvaardige stad zich op zichzelf richt in plaats van een economische strijd met andere steden. Hoe succesvol een stad is laat zich beter bepalen door een gelijkwaardige interne distributie van goederen en diensten aan al zijn burgers. In een stad die zijn economische succes laat afhangen van de strijd met andere steden worden alleen de rijken rijker en groeien de inkomensverschillen. Zo’n stad is niet alleen onrechtvaardig, hij is ook – paradoxaal genoeg – minder competitief dan hij zou kunnen zijn omdat het niet uitgaat van de eigen kracht en geen eigen identiteit heeft.
Oud worden
Guus van der Werff van Ondernemersfederatie Rotterdam City betekent uitgaan van eigen kracht ook een waardering voor het bestaande. Henk Rotgans is het hier mee eens. Volgens hem durft Rotterdam als jonge stad niet oud te worden. Wil Rotterdam oud worden dan moet het maakbaarheidsideaal worden losgelaten. Niet weer een nieuw gebouw, niet voortdurend stapelen, maar nu eens het reeds bestaande waarderen en de kans geven zich te ontwikkelen. Omdat de schoonheid en functionaliteit van sommige plaatsen momenteel moeilijk te zien is, zijn ook hier een gidsen benodigd. Dit was te merken bij de herwaardering van De Lijnbaan bijvoorbeeld, ooit de trots van Rotterdam, en voor een belangrijk deel hersteld in oude luister.
Loslaten
Loslaten betekent dat locaties de tijd krijgen zich te ontwikkelen, maar ook dat nieuwe spelers kunnen toetreden. Het is dus ook bevorderlijk voor die andere invulling van inclusiviteit: het betrekken van zoveel mogelijk inwoners bij het maken van de stad. Volgens Sander de Iongh van Rotterdam Partners is het toetreden van nieuwe spelers zelfs bittere noodzaak. De wereld is volgens hem gehorizontaliseerd en laat zich niet meer vanaf boven regisseren. Voor de Iongh betekent inclusiviteit dan ook niet alleen beleidsmakers en beslissers aan tafel, maar mensen uit alle hoeken van de stad – zoals hij ook ziet bij dit stadstafelgesprek!
Plekken van ontmoeting
Robbert de Vrieze, stedelijk ontwikkelaar bij Transformers, en actief betrokken bij WIJ delfshaven en de nieuwe gebiedscommissies, ziet op het gebied van loslaten en het toetreden van nieuwe spelers tegenwoordig al heel veel goed gaat. Toch, zo merkt hij op, bestaan er uiteindelijk nog steeds harde scheidslijnen tussen gemeente, corporaties en gebruikers, die voor veel onderling onbegrip kunnen zorgen. Interactie is belangrijk, maar daarvoor moeten mensen elkaar wel kunnen vinden, zo stelt Menno Rosier van Cultuurscouts. Om inclusiviteit te bevorderen zouden daarom plekken van ontmoeting gemaakt en actief geprogrammeerd moeten worden, plekken die een gidsfunctie kunnen vervullen.
Maar, zo vraagt Guus van der Werff zich af, gidsen waarheen? Wat is de stip op de horizon waar we met z’n allen naar toewerken? Volgens Sander de Iongh weten we niet precies waar het heen gaat en werken we eerder met een soort vage vlek aan de horizon. Aan tafel werd bijvoorbeeld geformuleerd dat we Rotterdam willen zien als een inclusieve, solidaire stad. Maar brengt dit genoeg dynamiek?
Nieuwe rol institutionele partijen
Wat dat betreft ziet Robbert de Vrieze een moeilijkheid in de organisatiestructuur, die niet flexibel genoeg is en niet voldoende eigen initiatief van burgers toelaat. Om inclusiever te zijn zou het primaat daarom niet meer moeten liggen bij democratische besluitvorming, waarbij burgers slechts met een stem invloed hebben, maar bij initiatieven, waarmee burgers actief deelnemen aan het maken van de stad.
Het primaat bij initiatieven houdt in dat de gemeente en de corporaties zich moeten terugtrekken, zodat er ruimte ontstaat waarin deze initiatieven kunnen ontstaan. Maar, zo stelt Henk Rotgans, terugtrekken betekent niet dat institutionele partijen geen taak hebben. Steden waar burgerparticipatie met succes plaatsvindt laten zien dat achter burgerparticipatie een enorme back-up schuilgaat van gemeente en corporaties. Actieve betrokkenheid in de vorm van ondersteuning is dus een vereiste , omdat informele communities niet sterk zijn in het agenderen van zichzelf en gemakkelijk in elkaar zakken zodra ze worden losgelaten. Dat is de opgave voor de komende periode: gidsen is niet genoeg, er zijn nieuwe eigenaren van common grounds nodig.
Deelnemers:
– Marjan van Gerwen, directeur Cultuurscouts
– Ellen Walraven, directeur Rotterdamse schouwburg
– Guus van der Werff, ondernemersfederatie Rotterdam City
– Marianne van de Velde, directeur Music Matters
– Menno Rosier, cultuurscouts
– Sander de Iongh, manager bij Rotterdam Partners
– Robbert de Vrieze, ontwerper/architect bij Transformers
– Henk Rotgans, onderhoud & Ontwikkeling bij Havensteder
